200 kW machinezender SAQ op 17,2 KHz De antenne: 6 torens met 8 parallelle draden van 1,5 km lang op 112m hoogte Klanten melden zich bij het Indië loket Radiogolven worden weerkaatst door lagen in de ionosfeer en het aardoppervlak. Hierdoor zijn grote afstanden te overbruggen Hoogte en effectiviteit van de reflecterende lagen veranderen voortdurend
Zendapparatuur van Radio Kootwijk en de jaren '80 Manshoge matrix van coaxiale antenne-omschakelaars voor zenders en 6 antennes Philips automatisch afstemmende 10 kW zender voor 1,6 -28 MHz. Afstemtijd 10 sec. Palknop mechaniek
1932, eerste NSF / Philips communicatie ontvanger type H2L/7; 15kHz- 21MHz Laatste, microprocessor gestuurde, Philips communicatie ontvanger type 8RO153 uit 1979 De fameuze BX925A (1958) in bedrijf bij Scheveningen Radio Ingang radio-ontvangstation Itacable in Cimino 1973 Independent sideband ontvangers in ontvangstation Italcable 1974 Uitbreiding aantal gesprekken per zender door onafhankelijke zijbanden en multiplex bedrijf
|
Draadloos (nog) verder - over radiotelefonie
Telegraaf- en telefoonverkeer met het verre buitenland was in het begin van de vorige eeuw uitsluitend mogelijk door middel van (zee)kabelverbindingen. Een groot nadeel daarvan was de afhankelijkheid van andere landen, waardoor de beschikbaarheid en prioriteit van de verbinding niet altijd even groot was. Ook sabotage van het berichtenverkeer kon niet worden uitgesloten. Voor Nederland was dit vooral een groot bezwaar voor de verbindingen met Nederlands Oost-Indië en de andere overzeese gebiedsdelen. De komst van de radio maakte het mogelijk om deze bezwaren op te heffen. Vooral voor de militaire toepassingen was dit natuurlijk van groot belang. Veel landen begonnen dan ook met het ontwikkelen en bouwen van grote zend- en ontvang installaties om zo, door middel van draadloze verbindingen, voortaan onafhankelijk van “derden” te zijn. In Nederland werd in 1923 het zendstation “Radio Kootwijk” op de Veluwe (zie ook venster 31) in gebruik genomen. In Indië werd in 1917 het station “Radio Bandoeng” gebouwd. Radio Kootwijk is tot 1999 in bedrijf geweest met radiotelegrafie en -telefonie diensten, radio omroep en voor contact met schepen en vliegtuigen (zie ook venster 29). Radio Bandoeng was in 1947 al uit de lucht.
Door de voortgaande ontwikkeling in de radiotechniek was het al snel mogelijk om zenders en ontvangers te bouwen die werkten op de korte golf in plaats van op de lange golf. Mede door de inspanningen van radiozendamateurs was het duidelijk geworden dat het op de korte golf, d.w.z. in de band van 1,6 tot 28 MHz, veel eenvoudiger was om, met kleinere vermogens, een veel betrouwbaarder en kwalitatief betere verbinding te onderhouden. Een groot voordeel was dat er nu ook verbinding in telefonie beschikbaar kwamen: de radiotelefonie was een feit. Op 28 februari 1929 opende koningin-moeder Emma officieel de radiotelefoondienst naar Indië met de legendarische woorden: "Hallo Bandoeng, hier Den Haag". Bellen met Indië was een onderneming waarvoor men in die tijd z’n zondagse pak aantrok. Men moest ervoor naar een speciaal “Indië loket” in een postkantoor in één van de vier grotere steden. Een gesprek van drie minuten kostte Fl. 33, een vermogen in 1929!
De kwaliteit van een radioverbinding is erg afhankelijk van, steeds wisselende, atmosferische omstandigheden. Een frequentie kan ook maar gedurende een paar uur per dag voor een bepaalde bestemming gebruikt worden. Daarbij is korte golfontvangst zeer storingsgevoelig. Zo kan een onweersbui, ook verder weg, voor hinderlijke kraakstoringen zorgen en ook storing veroorzaakt door naburige elektrische apparaten, de zogenaamde “man made noise”, kan maken dat de verbinding even onbruikbaar is. Bovendien is de propagatie (de voortplanting van de radiogolven) sterk afhankelijk van de zonnevlekkenactiviteit. In de ongunstigste situatie kan dit er toe leiden dat een verbinding op een bepaalde frequentie tijdelijk volledig onbruikbaar wordt. Een deel van de door de zendantenne uitgestraalde radiogolven plant zicht voort langs het aardoppervlak. Deze “grondgolf” ondervindt een demping die afhankelijk is van die gebruikte frequentie. Zo is bij 3,5 MHz de grondgolf De reflectie en de hoogte van de reflecterende lagen varieert met het uur van de dag en met het seizoen. Het merkbare effect hiervan “fading”, het voortdurend in sterkte veranderen en soms helemaal wegvallen van het signaal. Een ander hinderlijk verschijnsel is “selectieve fading”. Omdat de radiogolven van de zender de ontvanger kunnen bereiken langs meerdere, ongelijke, wegen is het mogelijk dat twee golven tegengesteld bij de ontvanger aankomen en elkaar opheffen. Hierdoor kan uitdoving van een bepaalde frequentie in de spraak optreden. Omdat de transmissiewegen voortdurend in lengte veranderen zal zo’n uitdoving bij een steeds verschuivende frequentie optreden. Hierdoor ontstaat de typische “draaiende” verkleuring van de spraak (hier te horen)die bij kortegolf ontvangst vaak voorkomt.
In het streven naar steeds betere en betrouwbare verbindingen werd de zend- en ontvangtechniek tot in de jaren 80 voordurend verder ontwikkeld. Zenders werden sterker en ontvangers gevoeliger en selectiever, d.w.z. beter bestand tegen storing door sterke zenders op een naburige frequentie. En er kwamen meer effectieve en richtingsgevoelige antennesystemen waarmee de zender en de ontvanger op elkaar gericht konden worden en die geoptimaliseerd waren voor de te gebruiken frequentie. Omdat in principe elke zender of ontvanger in een station met elke willekeurige antenne moest kunnen werken werden er (coaxiale) omschakelaars ontwikkeld. Vooral bij zendstations waren die imposant groot omdat ze geschikt moesten zijn voor de grote vermogens van de zenders.
Daarnaast werd er veel aandacht besteed aan de operationele eigenschappen van de apparatuur. Omdat zenders voor meerdere bestemmingen werden ingezet en verbindingen zich op steeds wisselende frequenties afspeelden, en dus ook met steeds wisselende antennes, was het belangrijk dat alle omschakelingen en het afstemmen op de nieuwe frequentie zo snel mogelijk konden worden gerealiseerd. Philips Telecommunicatie Industrie (PTI) in Huizen ontwikkelde daarvoor het principe van de “Palknopzender” . Dit was een mechanisch systeem dat de instellingen van alle afregelorganen van een zender voor een bepaald aantal frequenties kon vasthouden en weer oproepen. Hiermee kon een enorme tijdwinst bij frequentie wisselingen worden gerealiseerd. Later kwamen daar elektronische oplossingen voor in de plaats in de vorm van zichzelf volautomatisch afstemmende zenders. Hiermee was het mogelijk om binnen 10 à 20 seconden het maximum zendvermogen van 5, 10 of zelfs 30 kW op elke gewenste frequentie “in de lucht” te hebben.
Bij een AM zender wordt, naast de draaggolf, het frequentiespectrum van spraak (300-3000 Hz) van nature zowel onder als boven de zenderfrequentie, dus eigenlijk tweemaal, uitgezonden (vandaar de term dubbelzijband). Door in de zender één van beide zijbanden (en de draaggolf zelf) uit te filteren wordt weliswaar de zender iets complexer, maar kunnen er grote voordelen worden behaald. Zo kan nu het gehele vermogen van de zender aan het versturen van de informatie worden besteed zonder “verspilling” aan een overbodige zijband. In de ontvanger kan met een smallere doorlaat bandbreedte (dus selectiever) worden gewerkt met als resultaat minder ruis en minder storing. Bovendien nam een telefoongesprek zo minder ruimte in (3 kHz i.p.v. 6 kHz) op de toch al volle kortegolf banden en was het minder gemakkelijk af te luisteren.
Ook de ontvangers ontwikkelden zich verder. Niet alleen de ontvangsteigenschappen werden verbeterd, ook de bediening , en daarmee de wisseling van frequentie en andere instellingen, werd steeds eenvoudiger en sneller.
De laatste generaties zenders, ontvangers en antenneschakelaars waren ook geschikt voor bediening op afstand. Dat kon zijn vanaf een centrale bedieningslessenaar in het station zelf, of vanaf een geheel ander locatie. Zo werden de zenders van het kuststation Scheveningen Radio bediend door de telefonistes in Scheveningen en later in IJmuiden. Zenders voor Scheveningen Radio stonden ook in Kootwijk. Een voorbeeld van verregaande vorm van afstandsbediening en automatisering is wel het ontvangststation van Italcable, het communicatiebedrijf van de Italiaanse staat. Van oudsher was het ontvangststation gevestigd even buiten Rome. Maar door de enorme groei van de stad was het begin jaren 70 geheel ingesloten door stoorbronnen in nieuwe woongebieden en industrieterreinen. Daarom werd er een nieuw station gebouwd in Cimino, een dorpje 70 Km ten noorden van Rome waar het nog “stil” was in de ether. Voorwaarde van het personeel was echter dat de bediening in het oude gebouw in de stad bleef zodat verhuizen niet nodig was. PTI ontwikkelde daarop een systeem waarbij alles in het nieuwe station bediend werd door een mini computer die met een straalverbinding was verbonden met Rome. Bovendien zorgde de computer voor het automatisch inschakelen van de juiste ontvanger op de juiste frequentie, met de juiste antennes en alle andere instellingen voor de dagelijkse routineverbindingen. Ter verhoging van de betrouwbaarheid was het hele afstandsbedieningsysteem dubbel uitgevoerd en omvatte in totaal 13 manshoge 19 inch kasten. Het ontvangststation werd in 1973 in bedrijf gesteld en heeft tot 1986 dienst gedaan, naar verluidt zonder ook maar één keer te zijn omgeschakeld naar het backup bedieningssysteem.
|