Een oproep naar een Hasler gebruiker gebeurde door tussenkomst van een telefoniste
Simofoon prototype ontwerp van PTI Hilversum
Semafoonzender in de radiotoren Lopik
Motorola Metro-Page 100 centraal besturingssysteem van Semafoon 2
Semafoonzender: midden de stuurtrap, links en rechts beide eindtrappen
Drie generaties semafoon:
Escort (r), Minor (l) en Picolo (m)
De Escort werd gevoed door 10 batterijen
Overzicht Semafoon systeem in de Benelux stand 1978
Regionale semafoon 'Kolibrie'
Bij de PTT Centrale Werkplaats werden semafoons in een kooi van Faraday gerepareerd wegens instraling van de zender Lopik
Het gemak van de Semafoondienst
Even oppiepen
Inleiding
De PTT Semafoondienst maakte het mogelijk om vanuit elk telefoontoestel dat was aangesloten op het openbare telefoonnet een oproep met van een van te voren afgesproken codeboodschap te zenden naar een mobiele ontvanger (semafoon). De code bestond uit een cijfer in de reeks 1-6 en kon overal in de Benelux worden ontvangen. De semafoon kon aangebracht zijn in een voer- of vaartuig, maar ook draagbaar gebruikt worden. De behoefte aan zo’n landelijk oproepsysteem werd door PTT in 1952 onderkend toen bleek dat het toenmalige landelijk openbaar mobilofoonnet (Zie Canon 9), met slechts twee kanalen, zou moeten worden omgezet naar 8 kanalen. Het oproepen van een mobiele abonnee zou dan moeilijker worden. Bovendien bleken er groepen gebruikers te zijn die behoefte hadden aan alleen een oproepmogelijkheid. Daarom werd besloten om daarvoor een aparte ontvanger met bijbehorende dienst te gaan gebruiken.
Eerste experimenten
Om inzicht te verkrijgen in de behoeften en wensen van het publiek werd besloten eerst op kleine schaal een proef te nemen met een dergelijk systeem. Hiertoe werd een ‘Autoruf’ systeem van het Zwitserse bedrijf Hasler voor 20 gebruikers aangeschaft dat in december 1955 in dienst werd gesteld. Na de succesvolle proefneming met 17 gebruikers, o.m. artsen, vervoersbedrijven, GGD en servicediensten in Den Haag, werd het Hasler proefnet tot 1962 ingezet als communicatie middel bij de drooglegging en ontginning van Oost Flevoland.
Van Simofoon naar Semafoon
In 1958 was de voorlopige specificatie voor de ‘simofoon’ (signaliserende mobilifoon, de naam van het beoogde landelijk dekkend oproepnet) gereed, en twee jaar later de ontwikkelingsspecificatie. Het Dr Neher Laboratorium ontwikkelde het besturingssystem, en Philips Telecommunicatie Industrie (PTI) in Hilversum de Simofoon ontvangers. Op 24 september 1964 vond de officiële opening plaats van de Nederlandse Semafoondienst. Om merkrechtelijke redenen was het in 1963 noodzakelijk om de naam te wijzigen in Semafoondienst. De dienst startte met 230 gebruikers. De Nederlandse PTT had hier opnieuw een wereld primeur: een landelijk dekkend openbaar oproep netwerk.
Benelux
In februari 1966 werd de Semafoondienst via een eerder getekende overeenkomst met de Belgische PTT uitgebreid met het grondgebied van België. In september 1980 was ook de Luxemburgse P en T toegetreden, zodat na de officiële indienstelling in november 1981 gesproken kon worden van een Benelux oproepsysteem dat alle drie de landen bestreek.
Oproepen van een semafoongebruiker
Een Nederlandse semafoon werd vanuit Nederland opgeroepen via de cijfercombinatie 06-5BCDEFGZ. De combinatie 06-5 gaf toegang tot het besturingssystem. Het B cijfer bepaalde het land: voor Nederland was dit een 4 en voor België en Luxemburg een 5. De combinatie CDEFG selecteerde de semafoon, terwijl het Z-cijfer de codeboodschap bepaalde. Er waren vier groepen semafoons, ieder werkend op een afzonderlijke frequentie; het C en D cijfer bepaalde op welke frequentie de semafoon was ingesteld. De codeboodschap (voor de Escort en Minor semafoon cijfer 1 tot 6) werd, na acceptatie door het centrale besturingssysteem, weergegeven door een of twee lampjes op de semafoon, voorafgegaan door een kortstondige fluittoon.
Beknopte techniek
Het semafoon systeem bestond uit een centraal besturingssystem, vier hoofdzenders en later een aantal steunzenders. De oproepen werden uitgezonden op vier frequenties in de 87MHz band. Voor deze band werd gekozen omdat het daarin was toegestaan hoge vermogens uit te stralen. Zo was bijvoorbeeld het uitgestraalde vermogen van de zender Lopik op 380m antenne hoogte 10kW. Een bijkomend voordeel was dat er gebruik kon worden gemaakt van standaard eindtrappen en antennes zoals in gebruik bij de FM omroep.
Iedere semafoonzender had twee parallel werkende zendereindtrappen, die normaal slechts op de helft van hun vermogen werkten. Elke eindtrap stuurde de helft van de zendantenne aan. Bij uitvallen van één van de eindtrappen of antennehelften schakelde de overblijvende eindtrap over op maximaal vermogen, zodat de normale reikwijdte van de zenders vrijwel niet werd aangetast. Het centrale besturingssystem en zenderstuurtrappen werden ontwikkeld en gebouwd door PTT. Voor het selectief oproepen van de Escort en Minor semafoons werd gebruik gemaakt van een reeks van toonfrequenties tussen 1000 en 6000Hz
Het eerste type semafoonontvanger uit 1964, de Escort, was al volledig getransistoriseerd. Het gewicht van deze ontvanger, inclusief tien ‘D’ type ‘dikke’ batterijen was 5 kg. In augustus 1971 werd de Minor semafoon geïntroduceerd met een gewicht van 750gr en in volume circa tienmaal zo klein. Deze ontvanger was opgebouwd met dunne film bouwstenen en voorzien van een oplaadbare accu. In 1978 werd de derde generatie semafoonontvanger, de Piccolo, in gebruik genomen. Deze had een gewicht van 200gr en was zeven maal kleiner in volume dan de Minor semafoon. De ontvanger kon 8 verschillende codes ontvangen, en werd gevoed door een ‘AA’ penlight batterij of oplaadbare accu.
Semafoon-2
In januari 1978 werden zowel het centrale besturingssysteem als stuurzenders vervangen door processor-gestuurde apparatuur, welke in staat was om naast toongestuurde oproepen voor Escort en Minor ontvangers, ook digitale oproepen voor de Piccolo uit te zenden. Hierdoor werd de capaciteit sterk vergroot. In maart 1987 werd de 100.000ste semafoonaansluiting gerealiseerd, ruim 3 jaar later in juli 1990 werd Semafoon-2 gesloten. Toen was Semafoon-3 al twee jaar in dienst.
Regionale Semafoon
In 1975 werden proeven genomen met een regionaal Semafoonnet in de IJmond regio met een beperkte (regionale) dekking. Dit bleek zo’n succes dat dit netwerk permanent in dienst bleef en er in 1980 een tweede regionale net werd gebouwd in het Rijnmond gebied. De semafoons waren eenvoudige digitale modellen onder de naam Kolibrie, met slechts twee verschillende codes. De Regionale Semafoonnetten waren op zich zelf staande systemen.
Semafoon-3
Ondanks de indienststelling van twee regionale Semafoonnetten, bleek door toenemende vraag ook de capaciteit van Semafoon-2 op ten duur onvoldoende te worden. Daarom werd er begonnen met de ontwikkeling van Semafoon-3. Dit systeem werkte op een andere frequentieband en gebruikte circa 150 zenders met elk een vermogen van 100 Watt. Dit net werd officieel geopend op 31 mei 1988 en was tot 5 november 2005 in gebruik. Het huidige Semafoonnet, Ermes, wordt door KPN geëxploiteerd.
Verder lezen en bronvermelding
De Simofoon, Proeven met een signaliserende mobilifoon’, PTT Bedrijfsbanden, 17e Jaargang, No. 8, augustus 1956
‘Een nieuwe dienstverlening van P.T.T.: De Simofoon’, ir. G.M. Uitermark, Weekblad ‘De Ingenieur’, No. 52, 1961
‘The Simofoon, A new service of the Dutch PTT’, ir. G.M. Uitermark, Wireless World, January 1963
‘Semafonie’, F.J.J. Van de Put, Data, orgaan van de Vereniging van technisch Hoger Personeel der PTT, 69e jrg. 1968, nr. 2, blz 17-40