Telegram

Telegram

 

 Chappe telegraaf

Chappe telegraaf

 

 

 

Spiegelgalvanometer

Spiegelgalvanometer

 

Naaldtelegraaf

Naaldtelegraaf

 Principe Morsetoestel

Principe Morse toestel

 

Morse telegraaf

Morse telegraaf

 

 

Hughes telegraaf

Hughes telegraaf

 

Teletype bandschrijver

Teletype bandschrijver

 

 

Automatische telegraafcentrale

Automatische telegraafcentrale omstreeks 1970

 

 

 

Telegraafzaal

Telegraafzaal omstreeks 1950

 Gereedmaken (plakken) van een telegram

Gereed maken (plakken) van een telegram

 

 

Hier alles goed stop

Inleiding

Over Telegrafie en Telegrammen.

Telegrafie (afgeleid van de Griekse woorden  τηλε (ver) en γραφειν (schrijven) is het versturen van berichten (telegrammen) over een lange afstand.
Het verschil met gewone post is dat bij telegrafie alleen de informatie verstuurd wordt en niet de fysieke brief.
In de loop van de geschiedenis werden hiervoor verschillende technieken gebruikt. Zie ook venster 1.
In de Griekse oudheid werden berichten overgebracht door het ontsteken van brandstapels of met groepen fakkels en een afgesproken code. Ook de Romeinen gebruikten fakkel- en rookseinen en later een soort telegraaf met beweegbare armen. Deze werd aan een paal op de torens van de legerplaatsen en steden werd aangebracht. Na het einde van het Romeinse Rijk heeft de ontwikkeling lang stil gestaan. In de loop der eeuwen werden wel pogingen gedaan om tot snellere berichten overbrenging te komen maar tot praktische resultaten kwam men niet. Pas in 1791 kwam er weer vooruitgang in de telegrafie, toen de Fransman Claude Chappe een optische telegraaf ontwikkelde die als een verbetering van de Romeinse telegraaf beschouwd kon worden. Pogingen om met behulp van elektriciteit berichten over te brengen mislukten omdat men gebruik moest maken van statische elektriciteit en de beschikbare leidingen niet voldeden. Tot toepassingen in de praktijk is het nooit gekomen.


Elektrische telegrafie

De geleerden Gauss en Weber zijn de eersten geweest, die een praktisch bruikbare elektrische telegraaf construeerden. Deze was gebaseerd op het effect van elektrische stroom door de wikkelingen van een spiegelgalvanometer: met een positieve of negatieve stroom week het spiegeltje naar links of naar rechts uit. Met een code op de uitwijking seinden zij op deze wijze lettertekens over. Later kwamen nog andere varianten op dit principe tot ontwikkeling waaronder de naaldtelegraaf en de wijzertelegraaf. De echte doorbraak van de telegrafie kwam echter pas na de uitvinding van de  elektrische telegraaf door de Engelsman Samuel Finley Breese Morse. Hij was van beroep  kunstschilder. Echter door gesprekken over elektromagnetisme met prof. Jackson aan boord van een schip, op weg van Europa naar Amerika, kwam hij op het idee om elektromagneten te gaan gebruiken voor de overbrenging van tekens.  Aanvankelijk zocht hij in de richting van  overbrenging van letters door meerdere draden, totdat hij zich realiseerde dat „Eenvoud het kenmerk van het ware" was. Zijn eerste bruikbare proefapparaat bouwde hij toen op een schildersezel. Dit was in staat aan de ontvangzijde zigzaglijnen te tekenen die een getal voorstelden.

Het getal 1  4  3  7 in de eerste versie MorseHet getal  1   4   3   7  in de eerste versie Morse

In een codeboek was dan na te slaan welk woord met het getal bedoeld was. Na vele verbeteringen door anderen, zowel als door hemzelf, kwam in 1843 het eerste voor de praktijk bruikbare toestel uit, het Morse toestel. Hiermee werden de letters van het alfabet overgeseind met combinaties van korte en lange stroomsignalen, de punten en strepen. De gebruikte code vormde het bekende Morse alfabet.

De telegrafie in Nederland

De telegrafie in Nederland dateert van 1847, toen aan de spoorwegen een vergunning werd verleend om openbare telegrafen te exploiteren. Het eerste telegram stamt uit 1848.
Bijna vijf jaar later  (1852) kwam de eerste telegraafwet tot stand, die bepaalde:
 “Van Staatswege worden elektro-magnetische telegrafen aangelegd en onderhouden, tussen ’s Gravenhage en de voornaamste steden, vestigingen en havens van het Rijk”.
De grote dag voor de Nederlandse telegrafie was 1 December 1852. Op die dag werd het eerste Staatstelegraafnet geopend. Het net omvatte de kantoren Amsterdam, Breda, Dordrecht, 's-Gravenhage en Rotterdam. Er werd gewerkt met Morse-apparaten. Dit type telegraaftoestel is zo’n 100 jaar in de telegraafdienst gebruikt, zowel via de draad als de radio.


Gedurende de eerste decennia van haar bestaan ontwikkelde de telegrafie zich in de meest eenvoudige vorm. De Morse toestellen werden, zolang er geen goede doorverbindingsapparatuur bestond, slechts gebruikt op rechtstreekse verbindingen- d.w.z. op permanente verbindingen tussen twee kantoren- en verbonden door luchtlijnen. Voor een groot aantal telegrammen betekende dit het één of meermalen ontvangen en weer overseinen op tussengelegen kantoren. Ook in het scheepsradioverkeer heeft de Morse code en de Morse sleutel zeer lang stand gehouden. De seinsnelheid was langzaam, 15 woorden per minuut. Er werd gezocht naar sneller werkende telegraaftoestellen die tevens een leesbaar schrift leverden. In 1855 vond Hughes een dergelijk toestel uit dat later door zijn landgenoot G.M.Philps en  de Franse instrumentmaker Froment nog aanzienlijk verbeterd werd.
De snelheid die met de Hughes telegraaf bereikt kon worden was aanmerkelijk hoger namelijk 30 woorden per minuut. Het later, in 1874 ontwikkelde telegraaftoestel van Baudot levert eveneens leesbaar schrift. Dit toestel had in het zendend gedeelte een vijftal toetsen (net als witte pianotoetsen). Door het indrukken van deze toetsen kon men een code van 5 positieve of negatieve impulsen via de draad naar het ontvangende toestel sturen, die daar weer in een leesbaar tekst werden omgezet. Door een ingenieuze constructie had men één zendtoestel van 4 klavieren voorzien, zodat 4 seiners gelijktijdig met één Baudot-installatie konden werken.
Op de telegraafverbinding Amsterdam-Berlijn is een tijdlang een nog sneller werkend telegraaftoestel, de Siemens sneltelegraaf in bedrijf geweest. Door 4 seiners werden op toestellen met een soort schrijfmachineklavier bandjes geponst, die in zeer snel tempo door 1 zender konden worden overgeseind.
Vanaf 1926 werd  de “teletype”  bij de telegraafdienst in gebruik genomen. Dit was een snel werkend telegraafapparaat, uiterlijk overeenstemmend met een schrijfmachine en even eenvoudig te bedienen. Daarbij  nam de bedrijfszekerheid van de telegraafdienst aanzienlijk toe door het ondergronds brengen van de verbindingen.
Het binnenlandse telegraafverkeer, dat zich na 1890 tot een bloeiend bedrijf ontwikkeld had, ging na 1920 geleidelijk achteruit. Het buitenlandse verkeer handhaafde zich vrijwel op het oude niveau, uiteraard met een inzinking gedurende de crisisperiode van de dertiger jaren en in de tweede wereldoorlog. In de bezettingstijd toen er van materiële ontwikkeling geen sprake was,  werden de plannen voor wijziging van het bedrijf en voor de automatisering van de telexdienst samen met de openbare telegraafdienst verder uitgewerkt. Dit om aan de eisen van de nieuwe ontwikkelingen te voldoen zoals die vóór 1940 reeds waargenomen waren. In de periode 1945-1952 werd, als voorloper van deze totale automatisering, een tijdelijke automatische telegraafcentrale voor het openbare telegraafverkeer in Amsterdam gebouwd, waarop de aangeslotenen zelf de gewenste verbindingen automatisch konden kiezen.
Op de kantoren met zeer gering verkeer werd de morsedienst vervangen door  het telefonische overbrengen van telegrammen naar een  centraal kantoor dat over teletype-verbindingen beschikte.

In 1952 werd  in Amsterdam een begin gemaakt met het bouwen van een definitieve automatische centrale volgens het nieuwste systeem. Hierdoor werd later, naast automatische afwikkeling van het binnenlandse telexverkeer, ook de automatische afwikkeling van het internationale telexverkeer mogelijk.
Om op economische verantwoorde wijze het grote aantal benodigde verbindingen tot stand te kunnen brengen werden sedert het begin van de twintiger jaren de telegraafverbindingen in het inmiddels ontstane, zeer uitgebreide, interlokale telefoonkabelnet ondergebracht. Verder werd in de jaren vijftig op grote schaal draaggolf telegrafie in de telefoonkabels toegepast. Hierdoor waren meerdere telegraafverbindingen tegelijkertijd over één draad mogelijk.

Telegrambestelling

Door het toenemen van het aantal berichten, dat telefonisch werd overgebracht werden, om de verstaanbaarheid te vergroten en zo de kans op fouten te verkleinen, steeds hogere eisen gesteld aan de apparatuur en de werkruimtes. Geleidelijk werd het gebruik van hoofd-telemicrofoons en schrijfmachines bij het opnemen van het telegram ingevoerd. Er werd steeds meer aandacht besteed aan ruimere geluiddempende ingerichte bedienplaatsen. Op de grootste kantoren werden bovendien mechanische transportmiddelen  (buizenpost) ingeschakeld, om een snelle overbrenging naar een ander afdeling te garanderen. Telefoon, Ferndrucker, Teletype en  het Telextoestel waren een belangrijke schakel in het proces voor de aflevering van telegrammen.
Werd de bestelling van het telegram sinds 1897 per fiets gedaan, sinds 1930 werd op veel plaatsen de motor ingeschakeld. Later werd voor dit doel ook in beperkte mate bromfietsen en scooters  gebruikt.

Bronnen en Illustraties

-De weg van het woord Telegraaf inclusief stand van zaken telegraafdienst in 1968. Uitgave van het Staatsbedrijf der P.T.T. (1947)
-Boek 60 jaar hoofdbestuur PTT 1893-1953 (Uitgave hoofdbestuur PTT 1954.
-Uitgave Opleidingsdienst Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Overzicht van de ontwikkeling van het Telefoon-Telegraaf-en Telexverkeer, alsmede de transmissietechniek 1956 schrijver S.J.Geerlings
-Wikipedia
-Studieblad PTT door en voor technisch personeel. Uitgave 15 november 1952 Artikel 100 jaar Rijkstelegraaf door  S.J. Geerlings.
-Telecom erfgoed Telefoondistrict Arnhem Nijmegen (Telefan.nl) P. van Kortenhof.
-Houweling telecommuseum.